zaterdag 25 april 2015

Stroomuitval is soms erg prettig...

Na een lange stilte weer de kans om een bericht te schrijven. Al dagenlang ws ik dat van plan, maar meerdere keren viel hier en daar de stroom uit. Dat betekent enerzijds een aangename rust, maar ook benauwde en te warme kamers. Anderzijds betekent het geen wifi en geen internet. Een ramp voor de vele jonge reizigers, die hele dagen weinig anders lijken te doen dan online zijn. Vandaag lijkt het goed te gaan, dus ik grijp de kans!

Het was een hele reis, van het zuiden van Cambodja helemaal naar het noordwesten, naar de beroemde tempels van Angkor. De eerste dag eerst met een oude bus naar Pnom Penh, waar we gelukkig snel een andere bus vonden naar Kampong Thom. Dat is een provinciestad, zo'n 140 km ten noorden van de hoofdstad en voor ons even een tussenstop. Geen stad met veel attracties, maar redelijk rustig vergeleken met de hectiek van de grote steden in dit deel van de wereld. Bijzonder was de grote kolonie reuzenvleermuizen hier, overdag hangend en slapend en 'savonds in de schemering massaal in beweging komend om te gaan jagen. Echte joekels: zeker 50, 60 cm spanwijdte. In eettentjes langs de weg hingen ze ook, maar dan mooi bruingebraden te wachten om gegeten te worden.

Heilige berg

Centraal Cambodje is voornamelijk vlak land. In de buurt hier rijst wat vreemd ineens een behoorlijk steile berg een paarhongerd meter uit de vlakte omhoog. Bovenop een aantal tempels. Het is een echt bedevaartsoord voor de Cambodjanen.  Vanaf beneden een brede stenen trap, die helemaal naar de top voert. Langs de trap veel bedelende mensen en overal een onbeschrijfelijke bende van plastic en ander afval. Een raar idee voor ons calvinisten, dat enerzijds mensen vaak niks zitten te doen of te bedelen en anderzijds niemand een vinger uitsteekt om iets op te ruimen of de omgeving bij te houden. Ook veel bedelende kinderen, trouwens. Altijd weer wrang. Behalve enkele tempels is de berg vooral beroemd om enkele enorme uit de rotsen gehouwen liggende Boeddha's,

We zijn een dag in Kampong Thom gebleven en daarna verder gegaan naar Angkor. Om 11 uur met de bus mee. Bij hetkopen van de kaartjes wilden we weten of we een stoelreservering hadden. De kaartjesverkoopster wuifde onze zorgen weg. " Don't worry" en we werden niks wijzer. De volgende morgen waren we om half 11 bij de bushalte en wat bleek: de vrouw hield gewoon een paar bussen aan, die langskwamen en toen ze een geschikte bus had, konden we mee. We hadden geluk, want na de oude en gammele bussen, die we tot nu toe vooral hadden, was dit een superdeluxe touringcar met extra brede stoelen en alles erop en eraan.

Siem Reap

De beroemde tempels van Angkor liggen grotendeels in de buurt van het stadje Siem Reap, waar alle hotels staan. Jaarlijks komen er een paar miljoen toeristen naar dit werelderfgoed, vooral Chinese groepen. Toch was het er aangenaam relaxt. Om alle tempels goed te bekijken heb je minstens 3 dagen nodig. We hebben er de tijd voor genomen en het is echt indrukwekkend wat hier tussen ongeveer de 7e en de 12e eeuw door opeenvolgende dynastieën is neergezet. Veel van de tempels hebben nog steeds een magische sfeer, al zijn ze vaak niet meer dan ruines en is er vaak nogal ruw of slordig gerestaureerd. Ook het tropische klimaat heeft veel verweerd en overwoekerd. Ooit leefden er zo'n achthonderdduizend mensen in deze streek. Nu lijkt dat onvoorstelbaar. Op de tocht langs de tempels, die vaak enkele kilometers uit elkaar staan, zat hier en daar een orkestje van blinde of anderszins gehandicapte muzikanten. Erg mooie, folkachtige oosterse muziek.

Hoewel relaxt, is Siem Reap ook wel luidruchtig. Niet eens zozeer door het verkeer, maar door de keiharde muziek overal. Pal naast het hotel begon op een morgen rond vijf uur een monotone, doordringende stem rituele verzen op te zeggen. Twee mannen wisselden elkaar om de paar minuten af. Ongelooflijk hoe lang de mannen dit volhielden. Zeker enkele uren bijna nonstop achter elkaar door. Daarna kwam er een soort treurmuziek bij. Tegen vijf uur 's middags viel tijdens een hevige onweersbui de stroom uit, wat naast veel sfeer ook ineens een vreemd soort stilte opleverde, waar wij en andere toeristen hier wel blij mee waren....  Overal kaarslicht had ook wel wat.
Toen 's nachts de stroom terugkwam begon de muziek al snel ook weer. Pas halverwege de volgende morgen begrepen we wat het was, toen er een lange begafenisstoet door de straat kwam. Voorop een tuktuk met luidsprekerhoorns, die de bron van de keiharde muziek bleek te zijn. Daarna mannen met een foto van de overledene en enkele mannen met bloemstukken. Toen een lange rij scholieren in uniform (de overledene was blijkbaar onderwijzeres of zoiets geweest), een stuk of  acht monniken op tuktuks en de naaste familie. De stoet werd afgesloten door de overige genodigden.

Muziek moet altijd op z'n hardst in dit land. Het gaat er niet om of het kraakt en piept en trommelvliezenscheurend is. Als het maar hard is. Onderweg naar een vissersdorp aan de Tongle Sap, een enorm groot meer hier in de buurt, kwamen we langs een stuk of wat bruiloftsfeesten. Overal werd het feest al ver van te voren aangekondigd door dreunende bassen, die dichterbij komend werden aangevuld met scherp krijsend hoog.

Laos

Dan moet Laos een oord van rust zijn, is ons verteld. Inmiddels zijn we daar ook aangekomen, helemaal in het zuiden, net over de grens. Het land van "vierduizend eilanden"  wordt het genoemd. De Mekong rivier is hier op z'n breedst met ongeveer dertien kilometer. Het gebied wordt gevormd door ontelbare eilandjes en zandbanken.  Een echte oase van rust en een prachtig gebied. Don Det heet dit kleine pareltje en ik waan me even terug in de zeventiger jaren, want het is een echt hippie-oord, compleet met wiet rokende en dreadlocks dragende jongeren in hangmatten voor hun hutjes op palen. Echt mooi om hier een paar dagen te chillen, om in jargon te blijven. Love and peace. Ik heb zowaar gisteravon, nadat we aankwamen, al gitaar gespeeld....

dinsdag 14 april 2015

Het ritme van het water

We willen graag met een boot verder. Na de drukte van de grote stad is de rust van varen op een rivier een heerlijk gevoel. Maar eerst deze stad uit. Vanuit Saigon zijn we met een bus dwars door de uitgestrekte Mekong Delta naar Can Tho gereisd. Helemaal vanzelf ging dat niet. De bus was niet wat je voor een langere reis over vaak slechte wegen zou willen, maar goed, we waren blij de stad uit te kunnen. Dat laatste duurt even. We waren zeker al anderhalf uur stapvoets in het drukke verkeer onderweg voor we de eerste tekenen van platteland zagen. Groene en gele rijstvelden en akkers met van alles en nog wat. Vooral rijst is hier belangrijk. De Mekong Delta is de graanschuur van Vietnam en meer dan dat: er wordt zelfs rijst geëxporteerd. Dat verklaart voor een belangrijk deel de welvaart hier. Veel dure auto's en motoren en nieuwe landbouwmachines. Echt platteland zien we pas de laatste vijftig kilometer. Langs de snelweg, althans vierbaans, is eigenlijk alles volgebouwd. Overal veel bedrijvigheid, maar ook veel verborgen werkloosheid. Veel personeel in de winkels en 10 bouwvakkers, waar je er in Europa hooguit 3 of 4 zou zien. Oo zichtbare werkloosheid: in de rijen hangmatten in de cafe's langs de weg liggen overal mannen, die duidelijk niks te doen hebben.
Over hoge bruggen passeren we enkele van de 9 zijtakken van de Mekong, die samen deze delta gevormd hebben. Sommige zeker een paar honderd meter breed.

Aangekomen in Can Tho gaan we op zoek naar een veerboot, die ons verder richting Cambodja kan brengen. Maar eerst een paar dagen in dit provinciestadje. Het is het handelscentrum van de regio, met tal van grote winkels en agrarische bedrijven. Langs de rivier, die hier de ' Bassac' heet, een boulevard waar 's avonds verliefde paartjes en families flaneren. Vaak op de motor, trouwens...

We vinden een kroeg, die een ontmoetingspunt blijkt van oudere mannen, expats vooral, uit Australie, Canada, Engeland en nog wat westerse landen, allemaal ooit hier door werk terechtgekomen en getrouwd met een Vietnamese. Erg gelukkig komen ze niet over, alsof ze ooit een foute keuze hebben gemaakt en nu niet meer de energie hebben om er nog iets van te maken. Moeder de vrouw zal wel thuis zitten, terwijl ze hier samen sterke verhalen uitwisselen onder het genot van pullen bier met grote ijsklonten. Mooi om een paar avonden mee door te brengen, maar ik moet er niet aan denken om zo dag in dag uit je tijd door te komen.

De eerste avond zien we een volledige maansverduistering. Heel bijzonder, want het is precies volle maan. In een half uur tijd, schuift de aarde helemaal voor de maan langs en wordt het even erg donker hier. Iedereen is even stil en kijkt naar boven. Een uur later straalt de maan weer als nooit tevoren.
De laatste avond zitten we aan het water over de rivier uit te kijken. Voor ons vaart een grote discoboot langzaam heen en weer. Vanaf het dek schalt harde muziek. Het is karaoke-tijd, want we horen een vrouw, en daarna nog een paar er vrolijk vals op los kraaien. Karaoke is enorm populair hier, maar men durft pas te zingen met een stevige borrel op. Net als bij ons dus. Helaas niet om aan te horen en nogal een contrast met de rust, die de rivier verder uitstraalt.

Op zondag gaan we varen. Niet naar het noorden naar de Cambodjaanse grens. Dat blijkt van hieruit niet meer te kunnen. Maar wel een hele route door de delta. Het wordt een prachtige tocht van 2 dagen op een grote houten boot. Heerlijk, de rust op het water. Ik zit op het achterdek te schrijven, als ergens vanaf de oever gezang klinkt. We passeren een kerk, waar de gelovigen uit volle borst zingen, afgewisseld door de bezwerende stem van de priester. Prachtig, hoe de muziek langzaam opzwelt en weer afneemt terwijl we voorbij varen. Op de gevel van de katholieke kerken hier zie je overal een groot oog geschilderd en vaak ook een (omgekeerd) hakenkruis. Het stromende water en de boten, die langsvaren geven de tocht een heel eigen, rustig ritme. De schemering en de zonsondergang hebben een soort magische sfeer. Het is dan ook goed slapen 's nachts.

Chau Doc, aan de grens met Cambodja is onze volgende halte. Onderweg ernaartoe videoclips op de TV voorin de bus:  voornamelijk duo's, die erg zoete liefdesverklaringen tegen elkaar zingen. Opvallend is, dat de jongen en het meisje eigenlijk nooit samen tweestemmig zingen. Het is steeds om en om. Grappig. De clips hebben niet teveel close-ups, zodat het niet opvalt, dat de artiesten niet erg synchroon met de plaat meezingen. In een paar clips zitten ook dansers en danseressen, die vooral agrarische en folkloristische activiteiten uitbeelden. Dansen met een juk en twee draagmanden, dat soort dingen. Veel mensen in de bus vinden het mooi en lipzingen zachtjes mee.

Dit is echt een druk stadje, waar de straten al bijna net zo verstopt zitten als in Saigon. We huren fietsen en kunnen daarmee de stad uit. Grappig is, dat fietsen in dit verkeer gemakkelijker gaat dan je er lopend doorheen wurmen. Gewoon meegaan met de stroom en dan kom je al een heel eind.... en fietsen hoeft niemand ons te lern, natuurlijk...
Op het centrale plein staat een grote, uitbundig versierde boeddhistische tempel. Op een avond horen we er muziek vandaan komen en we gaan kijken. Er zijn honderden mensen verzameld ter gelegenheid van het bezoek van een belangrijke geestelijke. Iedereen heeft een lotusbloem van papier in de hand, met daarin een theelichtje. Uit luidsprekers klinkt een prachtig lied, gezongen door meerdere vrouwenstemmen onder begeleiding van fluiten en strijkinstrumenten. Ook wij krijgen een bloem met theelichtje en blijven geboeid kijken en luisteren. De muziek blijkt een soort mantra, die eindeloos herhaald wordt. Echt meditatief. Zeker een uur duurt dit, terwijl de mensen om ons heen vol overgave meezingen en bidden. Dan stopt de muziek en krijgt de geestelijke een microfoon om zijn toespraak te houden. Helaas, het moet weer eens hard en dat betekent, dat het vooral piept en kraakt en de preek nogal onverstaanbaar is. Ook jammer van het contrast met de serene sfeer van de meditatie ervoor. Hoe dan ook, een indrukwekkende ervaring!

Is Vietnam een land van muziek? Ik weet het niet zeker. Daarvoor zijn we er te kort. Het is vooral een land van aanpakken. Ondanks de werkloosheid draait de economie behoorlijk en iedereen probeert op z'n eigen manier er iets van te maken. Die energie straalt er wel van af en geeft een positief gevoel. Ik ben benieuwd hoe dat in het volgende land zal zijn. Chau Doc is onze laatste halte in Vietnam. Van hieruit gaat het met de boot verder naar Cambodja, naar de hoofdstad Phnom Penh.

woensdag 8 april 2015



De muziek van Saigon
Als ik dit schrijf, ben ik alweer een paar dagen weg uit Saigon, de stad, waar vorige week deze reis begon  Dat was wel even wennen, bijna een beetje een cultuurshock: van het min of meer rustige en vooral regelmatige leven in Lochem naar je een weg zoeken door een miljoenenstad vol leven. De weg vinden lukte overigens prima. We waren er al eens eerder geweest, al is dat tien jaar geleden en bleek er veel veranderd te zijn. Vietnam is een snel groeiende economie en overal wordt gebouwd en gebouwd. Dat verwacht je ook, maar wat vooral opviel was de immense drukte. Niet zozeer door de miljoenen inwoners, die allemaal tegelijk overal schijnen te moeten zijn. Nee, het is de manier, waarop ze zich verplaatsen in deze urban jungle. De groeiende welvaart heeft ervoor gezorgd, dat de gemiddelde
Vietnamees zich een scooter, brommer of motor kan veroorloven. Iedereen heeft dus zo'n ding gekocht, of leent of huurt er een en gaat op weg. Met ware doodsverachting voegt iedere rijder zich bij het legioen, dat de autobanen, straten en stegen vierentwintig uur per dag, zeven dagen per week doet vollopen en dichtslippen.
Verkeersregels lijken op het eerste gezicht niet te gelden, althans, weinigen lijken zich er aan te houden. Maar schijn bedriegt: als je wat langer kijkt, merk je dat er toch een soort van overeenstemming bestaat tussen al die jakkeraars. Namelijk over hoe je ervoor zorgt, dat niet alleen jijzelf, maar ook al die anderen heelhuids komen waar ze willen zijn. Belangrijk daarbij lijkt te zijn, dat je eerst gas geeft en de straat oprijdt en pas daarna kijkt of dat ook kan. De anderen weten dat en houden daar rekening mee. De maximum snelheid is dan ook niet bijzonder hoog. Dat zou ook onmogelijk zijn, want een beetje straat is hier echt compleet gevuld met band aan band rijdende of vooruit schuifelende tweewielers. Dat schiet sowieso niet erg op, natuurlijk.  Het mooie is vooral, dat iedereen aan de ene kant een beetje voordringt en aan de andere kant ook net genoeg ruimte geeft aan de ander om samen toch ergens te komen. Een beetje polderen in het verkeer. Dat zouden wij Nederlanders dus echt niet kunnen!!!

Eerlijk is eerlijk, na twee dagen had ik er echt genoeg van gezien en gehoord en geroken, want een paar miljoen brommers en scooters pompen aardig wat vergif de stedelijke atmosfeer in. Je zou zo maar weer gaan roken, want na een dag in deze stad merk je het verschil toch niet meer.

Met de bus de stad uit naar het weelderige platteland van de Mekong Delta lag dus voor de hand. Zo gezegd, zo gedaan en zo zit ik hier op een mooi balkonnetje in Can Tho, in de schaduw aan de oever van de Bassac, een zijtak van de grote Mekong rivier, waar dit land zijn bestaan aan te danken heeft. Maar daarover een andere keer meer....
Want ik ging weg met de vraag: zit er eigenlijk wel muziek in deze stad? Door het onophoudelijke geronk, geblaas en gesputter van miljoenen motoren, gemengd met een eeuwigdurend gefluit, geblaas en geschetter van evenveel claxons en daartussen al die mensen, die daar met hoge, schelle stemmen overheen proberen te schreeuwen, is er weliswaar geluid genoeg, maar het valt niet mee om daar muziek in te ontdekken.
Toch is die muziek er wel. Zittend op een bankje in een park lukt het om het kabaal even wat weg te duwen. Met de ogen dicht ontstaat er dan een soort cadans van op en neer gaande geluidsgolven, gelijklopend met het ritme van de rode en groene stoplichten, of met het in elkaar schuiven van de file, als er onverwacht een voetganger, eenzame tuktuk-rijder, bus of vrachtwagen uit een zijstraat zich onverstoorbaar  een weg baant dwars door de stroom heen. Even is er dan een korte stagnatie, een soort stilte, die al snel weer overgaat
in een crescendo van lawaai en leven. Eigenlijk is het verkeer van Saigon een soort superorkest, dat zonder ooit te pauzeren vol energie blijft spelen, tot de straten zo verstopt zijn, dat niemand nog voor of achteruit zal kunnen. Ik probeer me al een paar dagen voor te stellen hoe dat er uit zal zien en wat voor muziek er dan zal ontstaan. Voorlopig hou ik m'n hart vast. En ondertussen zit ik toch liever hier in de rust van deze mooie provinciestad. Hier rijden trouwens ook de nodige tweewielers, maar daartussendoor zie je ook nog mensen, die fietsen of gewoon lopen. Ik hoop voor hen, dat het hier geen Saigon wordt....

Wat dan wel weer erg mooi was: 's morgens om een uur of acht zie je onder overdekte paviljoens in de parken mannen en vrouwen dansen onder (natuurlijk) keiharde muziek. Links en rechts raast het verkeer voorbij, maar deze mensen dansen alsof ze een gezellig avondje uit zijn. Prachtig!